Tijdens het ODSC in Assen is de uitvoering van het KNMO-showreglement op de kop gegaan. De scores lagen gemiddeld 16 punten lager dan een jaar eerder. Het leek haast wel het WMC. Daar waar de juryleden vroeger werkten met een boxensysteem, is nu sprake van zogeheten placemats. De acht van vroeger, is nu een zes. Paul Doop is een van de bedenkers van het systeem en daarom stellen we hem een aantal vragen.

Wat zijn jullie eerste ervaringen met het uitvoeren van deze nieuwe systematiek? 

Allereerst wil ik zeggen dat ik niet zozeer “De Bedenker” van dit systeem ben. Al langer lopen er discussies binnen het juryteam over het systeem. Niet zozeer over de inhoud; daar is iedereen best tevreden over maar wel over de score-systematiek. Die gaf het juryteam te weinig ruimte om uit te drukken wat het product waard is en omdat er door de promotie-degradatieregel er af en toe kunstmatig met de scores moesten worden omgegaan. Toen ik bezig was de Technische Commissie Mars te helpen en daar dezelfde discussie terug hoorde heb ik wel geadviseerd hier iets mee te doen Dit heeft geleid tot het invoeren van een andere manier van score-systematiek voor Mars en Show.

De eerste ervaringen zijn goed. De korpsen hebben op hun tapes allemaal gehoord dat we met een vernieuwd systeem aan het werk zijn gegaan en dus dat dit invloed op de punten heeft.

Op welke manier zijn de korpsen (deelnemers) geïnformeerd op de nieuwe uitvoering van het reglement? Vinden jullie dat ze voldoende zijn geïnformeerd? 

Er is in de afgelopen periode een aantal momenten gecreëerd waar we in gesprek zijn gegaan met het kader van de korpsen. Allereerst was dit in september vorig jaar. Daar is toen een middag georganiseerd waarbij alle korpsen waren uitgenodigd die in de afgelopen jaren aan concoursen hebben meegedaan. Daar is in eerste instantie het nieuw Marsreglement behandeld omdat dat die echt op de kop is gegaan en in de slipstream hiervan is ook aangegeven dat wat betreft de score-systematiek dit ook in de Show zal worden doorgevoerd.

Op het KNMO Congres zijn er sessies geweest over het Nationaal ShowReglement waar toen Rob Balfoort en Edwin Beens dit ook hebben behandeld en waarbij tevens in vogelvlucht ook het ShowReglement is behandeld.

In mei is er door de doelgroep SMP in samenwerking met de MNHU ook een informatiedag georganiseerd over zowel het nieuwe MarsReglement als ook over de score voor het ShowReglement. Het Nationaal ShowReglement is inhoudelijk NIET veranderd, alleen de score-systematiek en de daarbijbehorende boxen.

Alle showkorpsen en marskorpsen hebben informatie via de email en de KNMO nieuwsbrief ontvangen over deze ontwikkelingen dus ik vind dat we heel erg ons best hebben gedaan om zo goed goed en vak mogelijk hierover te communiceren. Op deze bijeenkomsten zijn de nieuwe boxen ook laten zien.

Hoe hebben de juryleden zich voorbereid op dit nieuwe systeem? Klopt het dat ze de placemats pas een avond van tevoren hebben ontvangen en dat er voorafgaand aan de wedstrijd nog een presentatie is geweest? Hebben de juryleden de nieuwe systematiek meteen goed kunnen uitvoeren? 

De juryleden zijn ook sinds mei 2018 al meegenomen in de ontwikkelingen en waren dus voorbereid op deze aanpassingen. Nog in april is er een intensieve jurytraining geweest voor zowel mars als show. Het klopt dat ik de avond voor het ODSC de placemats heb gemaild aan zowel de organisatie als de juryleden. Dit is als reminder geweest aangezien deze boxen al in de eerdere sessies zijn besproken.

We hebben altijd een jury-voorbespreking bij wedstrijden omdat ik vind dat focus op de wedstrijd belangrijk is. De juryleden hebben soms lange reistijd en dan is het belangrijk dat we als juryteam goed voorbereid en gefocust aan de wedstrijd beginnen. Dat was nu niet anders alleen hebben we dit keer nogmaals de presentatie gegeven die tijdens de jurytraining is gebruikt PLUS dat we naar een aantal shows hebben gekeken om met elkaar af te spreken welke tolerantie we hanteren. Daarmee willen we bereiken dat alle juryleden de scores ook hetzelfde interpreteren. Het juryteam heeft dus gezamenlijk bepaald wat 60 punten inhoudt.

Hierdoor hebben de juryleden hun werk goed kunnen doen in mijn optiek en ik heb dat ook als feedback terug gekregen.

Hoe hebben de deelnemers in Assen gereageerd op de lagere puntenaantallen? 

We hebben geen klachten of vervelende opmerkingen gekregen over de scores. Ik denk dat onze communicatie vooraf in de afgelopen periode plus het nogmaals aangeven op de opnames, gewerkt heeft.

Klopt het dat het placemat-systeem is gebaseerd op een vorm van educatie? Met andere woorden: er is meer ruimte voor een leercurve en in de commentaren ligt de nadruk op de verdere ontwikkeling van een product?

Allereerst wil ik duidelijk maken dat het gebruik van placemats niet nieuw is. We gebruiken deze placemats als sinds de invoering van het Nationaal ShowReglement in 2003. De placemats zijn bedoeld voor de juryleden en geven de boxen weer met wat extra informatie. De korpsen kregen altijd een beoordelingsformulier. In het juryteam en de TC Show vinden we het belangrijk dat de wedstrijden echt veel meer als educatie moet worden gezien. Daarom leggen we naar de nadruk op en laten we dit zien via de placemats. Dit systeem gebruiken als sinds tientallen jaren bij CGN en daar werkt het goed en het is voor de deelnemers heel toegankelijk en duidelijk. Daarom laten we de placemats nu veel meer zien. Daarmee is er ook transparantie en kun je ook een goede nabespreking houden met het juryteam. Hieronder de scores per box met daarboven de leerstappen en eronder de mate waar aan wordt voldaan ten aanzien van de criteria. Deze criteria verschillen uiteraard per onderdeel.

Staat dit systeem in het teken van het waarderen van hetgeen op het veld gebeurt of het benoemen van tekortkomingen? 

Het systeem heeft altijd in het kader van waarderen gestaan van hetgeen enerzijds is ontworpen en anderzijds hoe goed de leden in staat zijn het product geloofwaardig op het veld te brengen. Dat is niet veranderd. De juryleden die al jaren in de show meedraaien hanteren dit ook. EN het is natuurlijk ook zo dat je niet alleen maar kunt benoemen wat goed gaat. We moeten als jurylid en juryteam je ook vertellen waar de ruimte voor verbetering zit en soms betekent dat een opmerking die even hard aan komt maar als je daar door heen luistert en doorvraagt aan het jurylid, het je heel goed verteld waar je aan moet werken.

Zou het in dit kader niet beter zijn dat er meer wedstrijden zijn? Waardoor een korps ook een leercurve (en dus een stijgend aantal punten) kan doormaken? 

Ja dat vind ik wel. Ik zie dat bij CGN waar we zien dat producten in een korte tijd een bijzonder mooie ontwikkeling door maakt. Dat zien we bij Color Guard, bij Indoor Percussion en nu ook bij Indoor Winds. Groepen die daaraan meedoen zijn verbaast hoe snel hun producten groeien door de feedback van de juryleden en ook door het gesprek met het juryteam. Dat zou ik ook de showkorpsen toewensen. Nu is het toch vaak dat je 1x per jaar op concours gaat en dan moet je weer een jaar wachten om te testen of je progressie hebt gemaakt. Belangrijkste is de ontwikkeling van de producten en daarmee dus ook van de leden en het kader/instructie. Dat moet centraal staan. Als korpsen dat meer gaan hanteren dan zal het logische gevolg kunnen zijn dat ze dan de behoefte hebben/gaan krijgen om meerdere momenten in het jaar te hebben waar ze hun product willen laten toetsen.

Kun je je voorstellen dat een puntenaantal van tussen de 60 en 70 demotiverend werkt voor en korps dat slechts één keer per jaar meedoet aan een wedstrijd? 

Ja en nee. Ja als je het als absoluut getal ziet en het vergelijkt met het oude score-systeem dan is het natuurlijk wel even schrikken. Je was gewend om toch wel minimaal die 80 punten te krijgen. Tegelijkertijd is ook het demotiverend dat een korps dat het goed doet in het oude systeem dan 3-5 punten meer krijgt terwijl iedereen voelt en vindt dat er misschien wel 10 punten tussen zit. Met dit systeem doe je daar veel meer recht aan. Als je naar deze manier van scoring kijkt vanuit een rapportoptiek zoals op school, snap ik niet zo goed waarom een 60 of 70 punten demotiverend werkt. Wie kreeg er bij een matige prestatie een 8 op school? Toen ik vroeger op school een 5,5 (=55 punten) haalde was ik vaak wel blij omdat het dan toch een voldoende werd. Een 7 was toch wel heel mooi en een 8 heel bijzonder. Zo moet je ook naar deze scores kijken. Een club die 70 punten haalt nu, heeft een hele mooie score gehaald. Ze moeten dat afzetten tegen de tijd die ze gestoken hebben in het bedenken, ontwerpen en instuderen van het product en de aanwezigheid van de leden en het vermogen van het kader om de leden zodanig te informeren en te trainen dat ze het product geloofwaardig kunnen en zullen brengen. Als ik het zo uitleg merk ik dat korpsen toch vaak al een stuk genuanceerd zijn in hun gevoel over de score.

De verschillen tussen deelnemers worden nu enorm opgerekt. Zijn de verschillen – zoals in Assen – nu niet te groot geworden? 

Als het goed is laten de verschillen in scores precies de verschillen in prestaties zien. Natuurlijk zal dat door iedereen anders worden beleefd.

Zijn jullie van mening dat andere wedstrijden (binnen- en buitenland, andere bonden (WMC/WAMSB) dit systeem moeten overnemen? 

Ik zou dat zeker adviseren maar dat zal niet zomaar gebeuren. Ik weet dat uit ervaring. Ik ben samen met Henk Smit ontwerper van het One World System dat door o.a. WAMSB en het WMC, in 2009 en 2013, is gebruikt. De 80 punten zit zo diep in het DNA van onze wedstrijdwereld dat dit niet zomaar veranderd zal worden. Nederland is op dat gebied al een stuk verder. Dit komt denk ik ook omdat veel verenigingen dit ook al hebben gezien bij CGN (er doen steeds meer verenigingen aan mee vanuit de showkorpsen) maar ook bijvoorbeeld bij DCI.

Zijn jullie niet bang dat korpsen concoursen met deze systematiek links laten liggen als ze elders wel een score van 80 punten kunnen halen? 

Nee ik ben daar niet zo heel bang voor. Je ziet nu al dat concoursen in Nederland qua jurering op een hoog niveau staan en dat weten de clubs ook. Laatst in Duitsland bleek dat ook weer. Maar er zijn natuurlijk meer redenen dat korpsen naar een bepaalde wedstrijd gaan. Sommige wedstrijden zijn vanuit een sociaal oogpunt ook een reden om er aan deel te nemen. Zo’n wedstrijd is goed georganiseerd of het is een weekendje weg met de vereniging en ze doen ook nog mee aan een wedstrijd dus ze krijgen in ieder geval ook nog input op het product en dat is toch altijd welkom?

Kun je met dit systeem niet beter alle korpsen op één hoop gooien, zodat je ook echt een eenduidige ranking krijgt? De Asser Courant riep de winnaar van de Starklasse ook uit tot Kampioen tijdens het ODSC: het is nu niet geheel duidelijk wie waar kampioen van is. Ook omdat je zelf kunt bepalen in welke klasse je meedoet. Zou de titel “Nederlands kampioen” niet alleen gedragen morgen worden door de winnaar in de hoogste klasse? 

Dit kan zeker! Je wilt echter minder ervaren korpsen ook motiveren om te leren en dus moet er een bereikbaar succes te halen zijn. Daarom zijn er vaak meerdere divisies. Ik ben het met je eens dat de Nederlands Kampioenstitel gedragen zou mogen worden door de club die in de hoogste divisie de eerste plaats haalt.

Het is wel zo dat de titel Nederlands Kampioen ook vergezeld wordt van de divisie dus bijvoorbeeld Nederlands Kampioen Show Starklasse. Het profiel van een korps in de Starklasse is ook anders en het product dat je daar brengt is ook anders dan in de Championshipklasse. We stellen aan de korpsen in de Championshipklasse echt meer eisen; meer eisen aan de inhoud van het product en aan de visuele en muzikale vaardigheden.

Hoewel je zelf in eerste instantie mag bepalen in welke Klasse je mee doet, is het zo dat de Technische Commissie Show wel controleert of de deelname in de bepaalde klasse wel juist is. Dit moet en mag niet gaan leiden tot een vorm van concoursvervalsing.