Als 12-jarige knaap werd ik in 1974, lid van Drumband Willen Is Kunnen (WIK) Oostende. In die tijd bestond de bezetting uit trommelaars, lyra bespelers en klaroenblazers (inclusief basklaroenen). Aanvankelijk koos ik voor de trommel maar dat hield ik na één jaar voor bekeken en schakelde over op de klaroen. De band stond toen onder leiding van Herman Vermeire (tamboer majoor van de toenmalige Zeemacht) die het korps met strakke hand leidde. Dankzij hem presteerden wij met veel zin voor discipline en groepsgeest. Ook toen reeds was de band nationaal en internationaal een graag geziene gast.

Welke opleiding genoot je, welke muzikale kennis?
Gedurende 37 jaar (tem 2011) bleef ik lid van WIK die een voortdurende evolutie maakte tot het veelzijdige en modern showkorps die het vandaag is. Ik was er actief als trompetter (drie ventiel), tamboer-majoor (25 jaar) en choreograaf (20 jaar). De talrijke optredens aan corso’s, en vermaarde taptoes in binnen- en buitenland waren een leerschool en van onschatbare waarde. Ook op muzikaal vlak kreeg ik mijn opleiding binnen deze vereniging. (Pas veel later toen ik reeds 10 jaar lid was, volgde ik een volwassen cursus in het avondonderwijs van het DKO). Je kan onomwonden stellen, dat ik een product ben van de amateur showkorps wereld.

Hoe en waarom ben je van muzikant naar tamboer-majoor geëvolueerd?
Toen ik in ’74 lid werd van Drumband WIK, volgde ik de voetsporen van twee van mijn broers (ik kom uit een nest van zeven kinderen) die ook in deze band hadden gespeeld. Ik keek erg naar hen op en was als klein jongetje helemaal weg van die marcherende muziekkorpsen in prachtige uniformen. Hun tamboer-majoors trokken mijn volle aandacht. Toen reeds droomde ik er van, om ooit als tamboer-majoor leiding te geven en de band aan het publiek te presenteren. In 1983 werd ik tamboer-majoor bij WIK. Er was opvolging nodig en het bestuur weerhield mijn kandidatuur. Toen was ik 20 jaar en het spreekt voor zich dat ik tijdens de jaren die volgden, groeide in deze functie. Het dragen van een verzorgd uniform en de uitvoering van een uniforme marcheerstijl, waren één van de taken waar ik als tamboer-majoor voor verantwoordelijk was.

Deelname aan wedstrijden, competities?
Met Showkorps WIK hebben wij met succes deelgenomen aan talloze wedstrijden. Euro Muziekparade Groningen (NL), Fedekam Showwedstrijden, Fedekam wedstrijd voor drumbands, Vlamo Showwedstrijden, … Als tamboer-majoor won ik zowel de provinciale als de nationale titel in de hoogste afdeling. Dit vond ik heel speciaal en beschouw ik als de bevestiging van een uitstekende combinatie (chemie) tussen de tamboer-majoor & de band.

Je geeft ook clinics en je bent ook actief als jurylid?
Sinds 1999 word ik gevraagd als gastdocent marching. Tot op heden gaf ik op die manier les bij meer dan 60 hafa orkesten, drumbands, showkorpsen en pipe bands. We plannen altijd twee lessen van telkens twee uur. We starten vanaf nul en gaan alles definiëren en benoemen. We doen het op een boeiende en veelzijdige manier. Ik vind het ontzettend belangrijk om mijn kennis door te geven. Van het gezegde “vreemde ogen dwingen” ben ik mij terdege bewust.

Zowel nationaal als internationaal fungeer ik als jurylid. In Zuid-Afrika was ik nauw betrokken bij het uitwisselingsprogramma tussen Vlamo (de Vlaamse Amateurmuziekorganisatie) en de Field Band Foundation. Een stichting die achteruit gestelde kinderen uit townships, via muziek & dans levenswaarden bij brengt en wapent voor de toekomst. In Kerkrade maakte ik meermaals deel uit van het juryteam die tamboer-majoors beoordeelde tijdens de NBVTM Kampioenschappen (Nederlandse bond van tamboer-majoors). Bij ons jureerde ik de marching performances tijdens wedstrijden voor drumbands (Wevelgem en Lommel) en pipe bands (Highland Festival Essen, en Wilrijk). Ook tijdens de Stapmarswedstrijden van het Herfstmuziekfestival te Izegem. (Een festival dat heel veel betekend heeft voor onze hafa korpsen, maar helaas werd opgedoekt).

In 20017 werd ik uitgenodigd om gedurende vier dagen, een dertigtal tamboer-majoors te beoordelen tijdens mars- & showwedstrijden te Vejen in Denemarken. Een organisatie van de Landsgardeforeningen (LGF). Het werd een heel bijzondere ervaring waarbij ik mij heel goed kon inleven in de uitvoering van de diverse tamboer-majoors. (Immers, gedurende 37 jaar heb ik de straatstenen versleten en talrijke taptoevelden plat gelopen).

Waar haal je inspiratie bij het maken van een show, zijn er invloeden uit andere disciplines?
Laat mij eerst verduidelijken wat volgens mij belangrijk is bij het samenstellen van een goede show. De tijd dat we tevreden konden zijn met rijtjes lopen en het maken van enkele vaste figuren is lang voorbij. Vandaag maken showkorpsen, heuse CONCEPTEN. Men kiest een thema, een rode draad en bouwt daar in een tijdspanne van zo’n 12-15 minuten (presteer nooit langer op een taptoeveld) een show rond met een verhaallijn. Een show met een boodschap waarmee de band communiceert met het publiek.

Alles en iedereen kan het artistieke team van een band inspireren. Een film, een gedicht, een hardrock optreden of een schilderij. Gevoelens, een gesprek, een bekend persoon of een gebeurtenis (actueel of in het verleden).

Ik ben van mening dat er een formule bestaat die altijd werkt. INTRO: kort begin van de show dat aanspreekt, zeer opvallend is en vooral, dat onmiddellijk de aandacht neemt van het publiek (en niet meer los laat). Gevolgd door een UPTEMPO die de show vooruit stuwt. Daarna een BALLAD die de muzikaliteit van de band in de verf zet en het publiek ademruimte geeft. Een korte DRUMBREAK gaat nu het slotstuk vooraf dat een FINALE in climax kent.

Welke punten verdienen het meest aandacht: originaliteit, uitvoering, stijl, uniform?
Als createur (zowel de arrangeur of de choreograaf) ga je met open vizier te werk. Het is goed om origineel te zijn en jezelf en je product in vraag te stellen en desnoods bij te sturen. Eén gulden regel tijdens het schrijven is het feit dat je altijd rekening moet houden met het niveau en de ervaring van de bandleden. (Hou dit tijdens het schrijven steeds voor ogen). De uitvoering is wellicht het aller belangrijkste (!) Het is beter om een basispakket (het WAT) te schrijven dat dan zeer goed (het HOE) wordt uitgevoerd. Dan om een moeilijk en van hoog niveau product (het WAT) te schrijven voor een band die het niet aan kan en bijgevolg een onvoldoende uitvoering (het HOE) serveert. Alle juryleden tijdens showwedstrijden analyseren, beoordelen en becijferen het WAT & HOE op deze manier. (Maar doen we dat niet allemaal als lid van het publiek)?

In 2012 ging je voor het eerst schrijven voor de Kon. Muziekkapel v/d Marine? Voorafgaand had ik een gesprek met Bjorn Verschoore en enkele kaderleden. Men was ambitieus en men wou de shows die men tot nu toe had gemaakt (en waarmee ook internationaal mee getoerd werd) upgraden. Ik wist dat de band heel veel professioneel talent had maar besefte ook dat men niet de know how in huis had, om inzake show design door te groeien. Analyse van de vorige shows leerde mij dat men basisshows bracht waarvan eigenlijk een groot gedeelte standstill, … Dat wou ik veranderen maar wel vertrekkend van het toenmalige niveau van “showlopen”. Mijn engagement zou bestaan tot het schrijven van een attractief product dat een stap verder gaat, maar het moest ook haalbare kaart zijn. Daar was ik van overtuigd. Er volgde een gesprek met de muziek arrangeur (Dominique Vanhaegenberg) en op mijn vraag werd de hierboven vernoemde formule (die altijd werkt) toegepast. De fantastische arrangementen, de unieke sound van de band en de inzet van de leden, resulteerden in een zeer succesvolle show met als thema “@be”. Bij het schrijven streefde ik naar een applausmoment (een open doekje) en dat werd keer op keer verkregen bij het maken van de zeer kleine cirkelformatie. Dat doen we op de muziek die stiller, trager tot helemaal in het niets verdwijnt. (Als choreograaf probeer je de muziek te visualiseren).

Later volgde de samenwerking met de Kon. Muziekkapel van de Luchtmacht. Beide orkesten verschillen van elkaar. Ze hebben als het ware een ander DNA en dat alleen al is een verrijking. Ook bij de Luchtmacht kon ik goede resultaten bereiken. Het korps draagt een ontzettend mooi uniform en is eveneens samengesteld uit top musici die op begeesterende wijze, aangestuurd worden door hun dirigent! Onze laatste samenwerking (2016) was zeer productief en heeft een solide showbasis gelegd om in de toekomst verder op te bouwen.

Is er een verschil in les geven aan burger- en militaire muziekkorpsen?
Ja er is wel degelijk verschil! Je moet weten dat ik van bij aanvang gesteld heb dat ik het design niet enkel zou schrijven maar ook zou aanleren. (Daar moest men even over nadenken). Bedenk ook dat ik een amateurmuzikant ben. (Het bedenken van concepten en het schrijven van showdesigns kan je ook niet leren aan één of andere school). Enkele zaken zijn zeer opvallend bij het instrueren aan de professionele muzikanten van de militaire orkesten. Het moet van bij de start duidelijk zijn en vooruit gaan. Omdat zij onmiddellijk aanvoelden dat ik wist waar ik over sprak en wat ik op het einde van de les wou bereiken, was er een wederzijds respect en klik.

Anders dan in de amateurmuziekwereld, zijn de muzikanten er hoe dan ook “op het werk”. Maar wees gerust, zowel bij de marine- als de luchtmachtkapel gaan ze voluit en wil men een show brengen waarvan iedere muzikant na de uitvoering met trots terug blikt. Dat is toch mooi?

Toch moeten we ook terecht oog hebben voor onze talrijke amateurorkesten. Ook daar wordt hard gewerkt en vaak ook met heel veel passie! (Wellicht kunnen we nog winst maken op de positieve en respectvolle kijk op dit amateurleven).

Hoe lang duurde het aanleerproces van de nieuwe shows?
Zowel bij de Marine als de Luchtmacht was dat zeer kort. Zelf ben ik nog actief in het arbeidsleven en moet het lesgeven zien te combineren. (Voor de Luchtmacht komt daar nog de verplaatsing van Oostende naar Beauvechain bij). Tijdens slechts drie lesdagen van 3-4 uur, wordt de show aangeleerd én verfijnd. Door het hoge niveau van alle bandleden, slaan zijn alles heel snel op. (Een dergelijke korte tijdspanne is bij de burgerbands ondenkbaar). Daarna is het aan de band om de show te onderhouden.

Gebruik je speciale technieken zoals informatica programma’s, video opnames, test publiek?
In het verleden heb ik steeds geschreven met potlood en papier. (Op die manier kan je nog steeds een attractieve show neerzetten). Het tweede showconcept “Fields of Honor” dat ik voor de Marine bedacht, heb ik met Pyware 3D software geschreven. (Hierbij kon ik via het lesgevers collectief Corps Style Concepts (CSC) genieten van sponsoring van Pyware). Voorafgaand aan het lesgeven kon ik de muzikanten de show op groot beeld tonen vanuit meerdere camera punten. Nooit voorheen heb ik zoveel energie gestopt in het schrijven van een show en in de persoonlijke begeleiding van de uitvoerders. (“Fields of Honor” dat handelt over de Eerste Wereldoorlog en samengesteld is uit de drie delen “Strijd, Eer & Hoop” beschouw ik als mijn mooiste creatie).

Ik probeer steeds enkele uitvoeringen bij te wonen. De reacties van het publiek zijn hierbij zeer belangrijk. Het publiek kan anders reageren dan je had verwacht, soms verrassend. Aan de hand van deze premières kan je de show bijsturen.

Zijn bepaalde ideeën uit deze shows overgenomen door showorkesten?
Het zal je niet verwonderen dat ik meerdere wedstrijden en taptoes bijwoon. Het valt mij toch op dat enkele zaken zeer herkenbaar zijn. Maar daar maal ik niet om. We leven tenslotte in een wereld waar afstanden relatief zijn en internet onze dagelijkse tool is. Wat blijft is de mooie uitdaging om met fantastische muzikanten, de schitterende arrangeur Dominique Vanhaegenberg en de zeer talentrijke en creatieve dirigenten Bjorn Vershoore en Matty Cilissen, te mogen en te kunnen samen werken. Een waar genoegen en een hele eer!

Tekst: Kris Schauvliege Dit interview verscheen in “Parade” (editie maart 2018), het tijdschrift van the International Military Music Society, Belgian Branch.

Nuttige link: http://immsbelgium.wixsite.com/immsbe